14mei.nl herdenking schenkt aandacht aan de lerares Joukje Smits
Bijna niemand in Rotterdam kent haar nog, laat staan leerlingen in de rest van Nederland. Terwijl zij voor haar moed wel de Verzetsherdenkingskruis, van het Kruis van Erkentelijkheid van het Nationaal Verbond der Belgische Oorlogskruisen, het Kruis van de Federatie van Europese Oud-Strijders en de War medal of General Dwight D. Eisenhower heeft gekregen. Ook was zij erelid van het Koninklijke Verbond der Veteranen van Koning Albert en van de National Defence Transportation Association (Benelux Chapter).
Als je echter goed zoekt in de geschiedenisboeken dan vind je dat zij tijdens de Tweede Wereldoorlog een dappere koerierster was van het verzet. Voor haar was verzet plegen iets vanzelfsprekend. In een interview met het Imperial War Museum vertelt zij over de geweldige lessen die zij tijdens haar studie op de kweekschool (nu Pabo) kreeg. Een van haar docenten voorspelde de inval, je zag het gewoon voor je eigen ogen gebeuren en hij had gelijk. Ook wist zij het van haar vader want die stond de hele tijd in contact met Rijnvaarders. Hij was goed bevriend met hen en hij hoorde altijd als eerste het vreselijke nieuws uit Duitsland.
Les geven
Maar voor Joukje Grandia-Smits (1917-1985) was lesgeven veel meer dan een baan – het was haar roeping, haar manier om de wereld te veranderen. Al op haar zesde, na haar eerste dag op de lagere school in Rotterdam-Zuid, kwam ze triomfantelijk thuis: “Ik weet het nu zeker, ik word onderwijzeres!” Die belofte hield ze haar hele leven na. Voor de Jeugd Zomer Universiteit duiken we in het verhaal van deze bijzondere vrouw, met de focus op haar passie voor onderwijs. Want Joukje leerde niet alleen rekenen en schrijven, maar ook moed, rechtvaardigheid en hoop – lessen die ons vandaag de dag nog steeds raken.
Een Vroege Roeping en een Gevormde Geest
Haar nieuwsgierigheid was onstuitbaar, vooral als het om geschiedenis ging. Van de goede lessen van haar bevlogen maatschappijleraar en het boek Mein Kampf begon ze te begrijpen dat er een grote omwenteling in de wereld stond te gebeuren,” zei ze later.
Haar weg naar het onderwijs begon serieus in de jaren ’30. Op de Koningin Wilhelmina Kweekschool in Rotterdam studeerde ze voor haar onderwijzersdiploma en hoofdakte. Hier leerde ze niet alleen lesgeven, maar werd ze gevormd tot een denker. De school hechtte waarde aan de “geestelijke instelling” van toekomstige leraren. Discussies over de “levensgevaarlijke ideologie” van het nazisme stonden centraal.
In 1939, net voor de oorlog uitbrak, begon Joukje als lerares op de Christelijke Nijverheidsschool in Bodegraven. Daar gaf ze les aan jongens die leerling-timmerman of -loodgieter werden. Ze combineerde praktische vakken met levenslessen: wees nieuwsgierig, sta op tegen onrecht. Haar klassen zaten vol enthousiasme, want Joukje had die natuurlijke Rotterdamse brutaliteit – “Rotterdams brutaal”, noemde ze het zelf – die haar leerlingen inspireerde om ook durf te tonen.
Oorlog en de Onbreekbare Drang om te Helpen
De oorlog rukte Joukje uit haar klaslokaal. Ze wilde mensen helpen, ze wil en zou zich verzetten tegen de Duitsers. De bezetters wilde haar zoals bijna iedereen gedwongen in fabrieken laten werken maar dankzij een stille verzetsdaad van Dr. P.B.V. Quartero*, röntgenoloog van het Sint Franciscus Gasthuis in Rotterdam, werd zij vanwege een ‘chronische rugafwijking’ afgekeurd voor het werk. Dat was haar redding. Nu kon zij clandestien lid worden van de Landelijke Organisatie (LO). Zij smokkelde als koerierster bonkaarten en hielp onderduikers.
Op 13 juni 1944, een dag voor Anne Frank, werd ze met 26 andere verzetsstrijders in Amsterdam gearresteerd. Ook zij werd verraden! Van de 27 hebben slecht zeven de oorlog overleefd. Ze werd naar Kamp Vught overgebracht en in september op transport gesteld naar Ravensbrück en later Dachau. Vanaf dat moment was ze geen mens meer maar een ‘rode driehoek’ met nr. 66632 en vocht ze voor overleving. Ondanks ondervoeding en zware arbeid bemoedigde ze haar kampgenoten: “We zongen ons binnen in Ravensbrück en hielden kerkdiensten voor alle geloven – katholieken, hervormden, iedereen één.”
Na haar bevrijding in 1945 woog ze nog maar 35 kilo. Gelukkig wist zij zich snel te herstellen. Niet met iedereen die levend werd bevrijd liep het zo goed af. Sommige stierven in de dagen en weken na de bevrijding. Andere, vooral Joden, werden heel slecht behandeld bij thuiskomst. Alsof de oorlog hun fout was. Terwijl ze juist ontelbaar veel (= 6 miljoen Joden) familieleden hadden verloren aan de Holocaust.
Kort na haar terugkomst in Rotterdam trad ze aan bij de Politieke Opsporingsdienst (POD), waar ze hielp bij het zuiveren van collaborateurs. Toen zij hoorde dat kort na de bevrijding de Rotterdamse verzetstrijdster Kitty van der Have was vermoord. Trok zij zich terug uit de POD. Zij zei hierover:
Toen kwamen wij terug. Sommigen van ons lichamelijk gebroken, maar geestelijk sterk, met een hart brandende in ons. De vreugde werd getemperd door het optreden van September-artiesten en Mei-kevers, die zich naar voren hadden gedrongen. Zij hadden de plaatsen van onze kameraden ingenomen; wel te verstaan toen die plaats een plaats in de zon was geworden. Er was een plutocratendom ontstaan. Het gebeurde dat men de schillenboer, die overvallen had gepleegd, niet meer als K.P.-er herkende: men deed aan politiek.’
Door die slechte ervaringen besloot ze weer terug te keren in het onderwijs. “Ik moet de kinderen weer lesgeven,” zei ze. Het was haar manier om de littekens van de oorlog te helen – door kennis door te geven.
Terug naar de Klas: Lessen voor het Leven
Na haar POD-werk keerde Joukje in 1946 terug naar het onderwijs, harder werkend dan ooit. Eerst gaf ze les op de H.J. van Wijlenschool in Rotterdam. Later stapte ze over naar de Steven Stemerdingschool, waar ze zich specialiseerde in de bovenbouw: de 5e en 6e klassen. “Die kon ik het meeste bijbrengen, waar ze heel hun leven mee vooruit kunnen,” zei ze altijd.
Joukjes werk ging verder dan de klas. Als bestuurslid van de Vereniging Voormalig Verzet Zuid-Holland zat ze in de voorlichtingscommissie voor schooljeugd. Ze reisde langs scholen om te vertellen over de oorlog – niet als droge feiten, maar als waarschuwing en inspiratie. Op de Landdag van de LO-LKP in Zeist in 1946 hield ze een legendarische toespraak: “We kwamen uit de kampen met kloppende harten, met een boodschap van eenheid in strijd en lijden. Geen titels, alleen voornamen. Zingend marcheerden we naar Ravensbrück, en baden samen, ongeacht geloof of stand.” Jongeren hingen aan haar lippen. Ze vocht tegen de ontgoocheling na de oorlog, tegen ‘September-artiesten’ die de echte helden verdrongen. “De tijd heeft geleerd dat ze gelijk had,” zei een collega. Haar lessen? Politiek is geen spel – het raakt ons allemaal.
——
Op 17 mei 1985 overleed Joukje onverwachts in Rotterdam, 68 jaar oud. Honderden mensen, van oud-leerlingen tot verzetsvrienden, volgden haar uitvaart. Haar vader Gerben Smits werkte als controller van de Rotterdamse veerponten en haar moeder Geziena Sportel was tot haar huwelijk diacones.
*Ik heb van kleinzoon Rick Quartero, gynacoloog in het Haaglanden Medische Ziekenhuis, begrepen dat zijn grootvader PBV Quartero de oorlog helaas niet heeft overleefd.
